Uitspraak
3 november 2015, 15/2915 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
18 september 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
31 juli 2014 heeft betrokken bij zijn beoordeling. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van deze Raad (uitspraak van 13 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:20l5:762) wijst de rechtbank er op dat de beoordeling van de bedrijfsarts een ander doel heeft dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. Die laatste beoordeling is voorbehouden aan de verzekeringsarts. De bedrijfsarts kijkt vooral naar de
re-integratiemogelijkheden van de betrokkene. De verzekeringsarts bezwaar en beroep hoeft aan de informatie aan de bedrijfsarts dus niet de waarde toe te kennen die appellante voor ogen heeft. De rechtbank is van oordeel dat voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante op het energetische vlak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen medische indicatie is om een verdergaande urenbeperking dan 20 uur per week aan te nemen. In zijn aanvullende rapport van
2 oktober 2015 heeft die verzekeringsarts aangegeven dat de gestelde urenbeperking van
20 uur per week in voldoende mate rekening houdt met de energetische consequentie van de bij appellante gediagnosticeerde matige depressie. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkens zijn rapport van 30 maart 2015 de informatie van de neurologen heeft betrokken in zijn beoordeling. Volgens hem blijkt uit die informatie dat de tremor geen pathologische basis heeft. In zijn nadere reactie van 2 oktober 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het bij appellante niet gaat om een essentiële tremor, maar om een fysiologische tremor. Het betreft volgens die verzekeringsarts dus geen stoornis en vormt dan ook geen aanleiding voor het stellen van beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook voldoende gemotiveerd waarom er geen medische indicatie is om een verdergaande urenbeperking dan 20 uur per week aan te nemen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid, de volledigheid en de uitkomsten van het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij heeft voldoende en inzichtelijk gemotiveerd welke beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn vastgelegd als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van de klachten van appellante. Het Uwv heeft dan ook kunnen concluderen dat appellante geschikt moet worden geacht de voorgehouden functies te kunnen vervullen.
31 maart 2015 ook op toereikende wijze gemotiveerd dat ook de bij de functies voorkomende signaleringen aan die medische geschiktheid niet in de weg staan.