ECLI:NL:CRVB:2017:499

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
16/210 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in Ziektewet-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die ziekengeld ontving op grond van de Ziektewet (ZW) na een ziekmelding op 25 januari 2013, was het niet eens met de medische en arbeidskundige beoordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld per 23 januari 2015. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard en ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde appellant dat hij vreesde dat hij zijn recht op protest tegen de medische beoordeling zou verliezen in een aanhangige WIA-procedure als hij geen hoger beroep instelde.

De Raad overwoog dat het door appellant gevreesde risico niet aan de orde was, omdat de ZW-procedure en de WIA-procedure verschillende datums in geding hadden. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant per 23 januari 2015 geen recht meer had op ziekengeld. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang, aangezien de relevante termijn voor het ontvangen van ziekengeld al was verstreken.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de noodzaak voor appellanten om aan te tonen dat zij daadwerkelijk belang hebben bij de procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak afgesloten door het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

16/210 ZW
Datum uitspraak: 14 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 december 2015, 14/5968 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Goettsch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van het onderzoek ter zitting.

OVERWEGINGEN

1. Appellant heeft na een ziekmelding per 25 januari 2013 ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Na een eerstejaars ZW-beoordeling heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 25 februari 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Bij beslissing op bezwaar van
11 augustus 2014 (bestreden besluit 1) is vastgesteld dat nog recht op ziekengeld bestaat tot 12 september 2014. Het Uwv heeft bij besluit van 12 augustus 2015 (bestreden besluit 2) vastgesteld dat recht op ziekengeld bestaat tot 23 januari 2015, de datum waarop appellant 104 weken ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid is geweest.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en tegen bestreden besluit 2 ongegrond.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant naar voren gebracht dat hij het niet eens is met de medische en arbeidskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan bestreden besluit 2.
3.2.
Het Uwv heeft de vraag opgeworpen wat het belang van appellant bij deze procedure is, nu hij gedurende 104 weken ziekengeld heeft ontvangen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gevraagd naar zijn procesbelang heeft appellant naar voren gebracht dat hij het risico vreest dat de rechtbank in de inmiddels aanhangig gemaakte procedure over zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van oordeel is dat hij niet kan protesteren tegen het medisch en arbeidskundig standpunt van het Uwv in de WIA-procedure als hij geen hoger beroep instelt tegen de aangevallen uitspraak.
4.2.
Het door appellant gevreesde risico doet zich niet voor, nog daargelaten of van een dergelijke doorwerking sprake zou kunnen zijn. In de ZW-procedure was 12 september 2014 de datum in geding. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden, met als uitkomst dat nieuwe passende functies zijn geduid, waarmee appellant nog steeds 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Op grond van de zorgvuldigheid kan in zo’n situatie het ziekengeld pas worden beëindigd met een uitlooptermijn van een maand, nadat die nieuwe functies aan appellant zijn voorgehouden. In dit geval is die termijn pas verstreken op een moment dat de maximale termijn van 104 weken waarover ziekengeld kan worden betaald al was bereikt. Daarom heeft het Uwv bij bestreden besluit 2 terecht vastgesteld dat appellant per 23 januari 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld. In de WIA-procedure is 23 januari 2015 de datum in geding. Het medisch en arbeidskundig onderzoek in de ZW-procedure heeft geen betrekking gehad op die datum.
5. De overwegingen in 4.1 en 4.2 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep, wegens het ontbreken van procesbelang, niet ontvankelijk moet worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter, in tegenwoordigheid van
M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2017.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) M.D.F. de Moor

UM