ECLI:NL:CRVB:2017:595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde bijstand door administratieve vergissing
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand die onverschuldigd is betaald aan appellant, als gevolg van een administratieve vergissing door het college van burgemeester en wethouders van Helmond. Appellant ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had recht op een langdurigheidstoeslag, die normaal gesproken één keer per jaar werd uitbetaald. Echter, in 2014 ontving appellant deze toeslag maandelijks, wat het college later als een vergissing kwalificeerde. Op 29 juli 2015 heeft het college besloten om een bedrag van € 3.806,- terug te vorderen, omdat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de maandelijkse uitbetaling niet correct was. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar op 17 november 2015.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant, gezien zijn eerdere ervaring met de langdurigheidstoeslag, had moeten twijfelen aan de maandelijkse uitbetalingen. De Raad concludeerde dat het college terecht de bevoegdheid had om de onverschuldigd betaalde bijstand terug te vorderen. Bovendien werd het verzoek van appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente afgewezen, omdat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 februari 2017.