ECLI:NL:CRVB:2017:909

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
15/7364 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van een eerdere uitspraak na minnelijke schikking tussen partijen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2017 uitspraak gedaan over het verzoek tot vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van 20 september 2016. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. de Jongh, had verzocht om de uitspraak te vervallen omdat er voor de uitspraak een minnelijke schikking was bereikt met het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek, vertegenwoordigd door mr. C.F.M. van der Meij. De Raad heeft vastgesteld dat de brief van appellant, waarin de schikking werd gemeld, niet tijdig was geregistreerd, waardoor de Raad niet op de hoogte was van de inhoud voor de uitspraak.

De Raad heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden en de eerdere gesprekken tussen partijen, de brief van 12 juli 2016 als een eenparig verzoek had moeten worden beschouwd om het onderzoek te heropenen. Door een administratieve fout is dit niet gebeurd, wat aanleiding gaf voor de vervallenverklaring van de eerdere uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat partijen voldoende gelegenheid hebben gehad om hun standpunten naar voren te brengen en dat de gezamenlijke wens van partijen was om de zaak te beëindigen met een schikking.

Uiteindelijk heeft de Raad besloten dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellant geen procesbelang meer had bij een beoordeling van de eerdere uitspraak. De uitspraak van 20 september 2016 is vervallen verklaard en het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

15/7364 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot vervallenverklaring van de uitspraak van de Raad van 20 september 2016 en uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 september 2015, 15/1688 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. de Jongh, advocaat, bij brief, ontvangen op 7 oktober 2016, verzocht de uitspraak van 20 september 2016 vervallen te verklaren.
Namens het dagelijks bestuur heeft mr. C.F.M. van der Meij hierop gereageerd.

OVERWEGINGEN

1. Voor de van belang zijnde feiten en omstandigheden en het procesverloop in deze procedure voorafgaande aan de uitspraak, waarvan vervallenverklaring wordt verzocht, verwijst de Raad naar die uitspraak.
2. De zaak is ter zitting behandeld op 28 juni 2016. Beproefd is of een schikking tussen partijen mogelijk was. Het onderzoek ter zitting is gesloten en er is bepaald dat op 9 augustus 2016 uitspraak zou worden gedaan. Daarbij heeft de Raad partijen voorgehouden, dat indien zij voor de datum van de uitspraak een schikking bereiken, de Raad dat meedelen en appellant zijn hoger beroep intrekt, geen uitspraak meer gedaan zal worden.
3.1.
Appellant heeft aangevoerd dat hij bij brief van 12 juli 2016, dus ruim voor de bepaalde uitspraakdatum, de Raad heeft bericht dat partijen een minnelijke regeling hebben bereikt. Mede namens mr. Van der Meij verzoekt hij de Raad om de aangevallen uitspraak te vernietigen, het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar van 6 maart 2012 gegrond te verklaren, zelf te voorzien in de zaak door te bepalen dat het besluit van 23 januari 2012 in zoverre wordt aangepast dat geen bijstand ter hoogte van een bedrag van € 20.000,- wordt verstrekt als lening, maar ter hoogte van een bedrag van € 4.220,76, het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren en te bepalen dat partijen hun eigen proceskosten dragen.
3.2.
Het dagelijks bestuur heeft de gemaakte afspraak erkend en het verzoek van appellant aan de Raad onderschreven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat de brief van 12 juli 2016 door de Raad is ontvangen, maar niet tijdig voor de uitspraak deugdelijk is geregistreerd en behandeld, zodat hij voor de uitspraak geen kennis van de inhoud heeft kunnen nemen.
4.2.
Gelet op wat met partijen ter zitting is besproken, zoals weergegeven onder 2, had de Raad de brief van 12 juli 2016 moeten aanmerken als een eenparig verzoek van partijen om het onderzoek te heropenen en, gelet op wat op de zitting besproken was, om partijen in staat te stellen het geding te beëindigen op de wijze die zij eenparig voorstaan. Nu door een administratieve fout van de Raad dit niet is gebeurd, bestaat grond voor vervallenverklaring van de uitspraak van 20 september 2016.
4.3.
Nu partijen voorafgaande aan deze uitspraak voldoende in de gelegenheid gesteld zijn om hun gezamenlijke standpunt naar voren te brengen, bestaat geen aanleiding meer om het onderzoek te heropenen en kan de Raad ook in dezelfde samenstelling het hoger beroep afdoen.
4.4.
De Raad stelt vast dat wat partijen gezamenlijk in wezen willen bereiken is wat de Raad hen ter zitting heeft voorgesteld, namelijk een schikking tussen partijen gevolgd door een intrekking van het hoger beroep.
4.5.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep niet is ingetrokken. Partijen zijn het er over eens dat het besluit van 23 januari 2012 zo moet worden gewijzigd dat aan appellant algemene bijstand wordt verleend vanaf 17 oktober 2011 in de vorm van een lening tot maximaal een bedrag van € 4.220,76 en vervolgens om niet en dat de bij de Raad aanhangige zaak moet worden beëindigd, waarbij partijen ieder de eigen kosten dragen. De Raad stelt vast dat bij de tussen partijen overeengekomen schikking het besluit van 23 januari 2012 is gewijzigd zoals partijen dat wensen. Gelet hierop heeft appellant geen (proces)belang bij een beoordeling in hoger beroep van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart zijn uitspraak van 20 september 2016, vervallen;
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2017.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) C. Moustaïne

HD