Uitspraak
22 maart 2016, 15/6621 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, een inwoner van Slovenië, hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om kinderbijslag toe te kennen voor de periode van april 1972 tot en met maart 1981. De aanvraag voor kinderbijslag werd ingediend op 12 december 2014, maar de Svb heeft deze geweigerd op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), die stelt dat aanvragen die meer dan één jaar na afloop van het kwartaal waarop het verzoek betrekking heeft zijn ingediend, niet meer in behandeling kunnen worden genomen. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar en ook door de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in een vergelijkbare situatie verkeerde als enkele ex-collega’s die wel kinderbijslag hebben ontvangen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat de aanvraag van appellant betrekking heeft op een periode die veel langer teruggaat dan vijf jaar, en dat de Svb op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de relevante wet- en regelgeving. De Raad wijst erop dat appellant geen aanvraag heeft ingediend in de periode dat hij in Nederland werkte en dat hij ook geen contact heeft opgenomen met de Svb na de uitspraak van de rechtbank in 1983.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2017.