Uitspraak
24 maart 2016, 15/1395 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1955, een pensioenoverzicht toegezonden. Hierop is vermeld dat zijn pensioenopbouw ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) is beoordeeld tot en met 10 februari 2015. Betrokkene is verzekerd geacht voor de AOW vanaf het begin van zijn pensioenopbouw op 15 november 1971 tot en met 10 februari 2015, waardoor hij 88% van het AOW-pensioen heeft opgebouwd. Voorts is vermeld dat betrokkene zijn AOW-leeftijd bereikt op
15 november 2021.
12 februari 2015. Aan betrokkene is met ingang van 1 september 2011 functioneel leeftijdsontslag (FLO) verleend met toepassing van artikel 39a van het Algemeen militair ambtenarenreglement. Hij ontvangt sindsdien een Uitkering Gewezen Militairen welke uitkering doorloopt tot de leeftijd van 65 jaar. Door de verschuiving van de aanvangsleeftijd en de verhoging van de AOW-leeftijd heeft betrokkene een AOW-gat van 18 maanden, wat niet voorzienbaar was en waardoor hij grote financiële schade lijdt. De wetswijziging brengt in zijn geval een schending mee van artikel 1 van het Eerste Protocol (Eerste Protocol) bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voorts is volgens betrokkene een verboden onderscheid naar leeftijd gemaakt.
AOW-pensioen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is overwogen dat artikel 1 van het Eerste Protocol niet is geschonden.