ECLI:NL:CRVB:2018:1014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van export Wajong-uitkering naar Turkije op basis van Besluit 3/80
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek van appellant om zijn Wajong-uitkering naar Turkije te mogen exporteren. Appellant, geboren in 1981 en met een verstandelijke beperking en gehoorprobleem, ontvangt sinds 1999 een Wajong-uitkering. Na een eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek in 2012, diende hij in 2013 opnieuw een verzoek in, dat door het Uwv werd afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat artikel 6 van Besluit 3/80 geen betrekking heeft op de Wajong-uitkering, omdat deze uitkering niet is gebaseerd op tijdvakken van verzekering of arbeid als werknemer. De Raad concludeerde dat appellant geen aanspraak kan maken op export van zijn Wajong-uitkering naar Turkije, aangezien de bepalingen van het associatierecht tussen Turkije en de EU enkel van toepassing zijn op Turkse werknemers of hun gezinsleden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de beperkingen van de sociale zekerheidsregelingen voor Turkse staatsburgers en de noodzaak om aan de voorwaarden van het associatierecht te voldoen voor het verkrijgen van uitkeringen in het buitenland.