ECLI:NL:CRVB:2018:104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- A.T. de Kwaasteniet
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een uitkering op grond van de Wet WIA aan appellant, die zich ziek had gemeld na een periode van werk als bekleder van autostoelen. Appellant had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen en had in 2011 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Na een melding van verslechterde gezondheid in 2012, werd appellant opnieuw onderzocht door psychiater H. Kondakçi, die beperkingen vaststelde. Desondanks concludeerde het Uwv dat appellant nog steeds niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking was meegenomen. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit had onderschreven. De Raad concludeerde dat de FML van 11 april 2014 een goede weergave was van de mogelijkheden van appellant en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.