In deze zaak gaat het om de vraag of appellant recht heeft op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW) na een periode van ongeschiktheid voor zijn arbeid als machine-operator/dozenvouwer. Appellant heeft zich op 6 januari 2014 ziek gemeld na een scooterongeval, terwijl hij op dat moment een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft appellant per 18 november 2014 geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid, maar appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er onduidelijkheid bestaat over de belasting in het door appellant verrichte werk. De Raad concludeert dat appellant niet geschikt is voor het verrichten van zijn arbeid en dat hij per 18 november 2014 recht heeft op ziekengeld. De eerdere beslissing van het Uwv wordt vernietigd en het primaire besluit wordt herroepen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot nabetaling van ziekengeld, wettelijke rente en proceskosten.