4.5.Aan besluiten 2, 3 en 4 ligt het uitgangspunt ten grondslag dat de bijstand van verzoekster al was ingetrokken en dat opnieuw bijstand moest worden aangevraagd. Aan besluiten 1, 5, 6 en 7 ligt het uitgangspunt ten grondslag dat voor het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand van verzoekster ook de financiële gegevens van H nodig zijn. Uit 4.4 volgt dat deze uitgangspunten - achteraf bezien - onjuist zijn. Dit betekent dat bestreden besluiten 1 tot en met 5 geen deugdelijke grondslag hebben. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal in zoverre worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de voorzieningenrechter de beroepen gegrond verklaren en bestreden besluiten 1 tot en met 5 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter zal zelf in de zaak voorzien door besluiten 2, 3 en 4 te herroepen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat aan deze besluiten hetzelfde gebrek kleeft als aan bestreden besluiten 2, 3 en 4 en dat dit gebrek niet meer kan worden hersteld. Nu de voorzieningenrechter voor wat betreft de aanvragen om bijzondere bijstand niet over voldoende gegevens beschikt om zelf in de zaak te voorzien, zal de voorzieningenrechter het college opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe - inhoudelijke - beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster tegen besluiten 1, 5, 6 en 7. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door het college nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Gelet op wat in 4.5 is overwogen bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen noodzaak. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
Schadevergoeding en proceskosten
6. Verzoekster heeft verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente. In zaak 17/6532 PW e.v. is het college veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de vanaf 1 januari 2015 na te betalen bijstand. Nu in deze procedure niet is gebleken van meer of andere achterstallige betalingsverplichtingen, moet dit verzoek worden afgewezen.
7. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van verzoekster. Deze kosten worden begroot op € 1.503,- in bezwaar, € 1.503,- in beroep en € 501,- in hoger beroep, derhalve in totaal € 3.507,- voor verleende rechtsbijstand in samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verder is van belang dat in zaak 17/6532 PW e.v. reeds een vergoeding is toegekend voor het verschijnen ter zitting en gemaakte reiskosten in hoger beroep.