ECLI:NL:CRVB:2018:1300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering op basis van pensioengerechtigde leeftijd zonder bijzonder geval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1946, had een aanvraag ingediend voor een WAO-uitkering, maar deze was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omdat hij op de datum van aanvraag reeds de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant in 2011 de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt en dat hij pas op 67-jarige leeftijd, in 2013, een WAO-uitkering had aangevraagd. Volgens de wetgeving komt de appellant niet in aanmerking voor een WAO-uitkering, omdat de uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum en hij al op dat moment de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank onjuist was en heeft hij nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn arbeidsongeschiktheid sinds 1976. Het Uwv heeft de bevestiging van de eerdere uitspraak bepleit. De Raad heeft geoordeeld dat de argumenten van de appellant geen aanleiding gaven om van het oordeel van de rechtbank af te wijken. Er was geen sprake van een bijzonder geval dat zou rechtvaardigen dat de uitkering met terugwerkende kracht zou ingaan. De Raad concludeerde dat de appellant niet in staat was om eerder dan in 2013 een aanvraag in te dienen en dat de overgelegde stukken geen nieuwe informatie boden die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.