ECLI:NL:CRVB:2018:1305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich ziek had gemeld met diverse klachten. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en was na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts als belastbaar beoordeeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 8 mei 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv in twee eerdere uitspraken bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat zijn psychische klachten en de ernst daarvan onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. Hij heeft medische gegevens ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan hun conclusies. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad heeft de hoger beroepen van appellant ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de belastbaarheid van de appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, omdat de reeds beschikbare informatie voldoende was om tot een oordeel te komen.