ECLI:NL:CRVB:2018:1415

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
16/4153 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling aanvraag om bijstand en bijzondere bijstand voor advocaatkosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellante, die onbekend was met haar verblijfplaats, had bijstand en bijzondere bijstand voor advocaatkosten aangevraagd op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellante een aangetekende brief met het verzoek om aanvullende gegevens had geweigerd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gevraagde gegevens noodzakelijk waren voor de behandeling van de aanvraag en dat appellante redelijkerwijs over deze gegevens kon beschikken. Door de aangetekende brief te weigeren, had appellante zichzelf de kans ontnomen om het gebrek in haar aanvraag te herstellen, wat voor haar risico kwam. Appellante voerde aan dat de brief niet aan haar was aangeboden, maar de Raad oordeelde dat het college voldoende had aangetoond dat de brief was verzonden en geweigerd. De Raad concludeerde dat het college niet verplicht was om de brief op een andere manier te verzenden.

De Raad oordeelde verder dat de overige gronden van appellante, met betrekking tot het zorgvuldigheidsbeginsel en de duur van de hersteltermijn, geen nadere bespreking behoefden. De beslissing van het college om de aanvragen buiten behandeling te stellen was rechtmatig. De Raad wees het hoger beroep van appellante af en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16.4153 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 mei 2016, 16/944 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
T[Appellante] met onbekende verblijfplaats (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Westland (college)
Datum uitspraak: 20 maart 2018
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: C.A.E. Bon
Ter zitting is appellante niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Simons.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellante heeft bijstand en bijzondere bijstand voor advocaatkosten aangevraagd ingevolge de Participatiewet. Het college heeft appellante per aangetekende brief van 10 augustus 2015 (brief) verzocht om gegevens aan te leveren. Bij besluit van 17 augustus 2015 heeft het college de aanvragen buiten behandeling gesteld omdat appellante heeft geweigerd de brief in ontvangst te nemen en niet heeft voldaan aan het verzoek om gegevens over te leggen. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 24 december 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat dat de in de brief gevraagde gegevens noodzakelijk waren voor behandeling van de aanvraag en dat appellante daarover ook redelijkerwijs kon beschikken. Door het aangetekend schrijven te weigeren heeft appellante zichzelf de mogelijkheid ontnomen om het gebrek bij de indiening van de aanvraag te herstellen, wat voor haar risico komt. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de brief niet aan haar is aangeboden. Dat blijkt niet uit de retour ontvangen vensterenvelop. Zie de uitspraak van 20 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2012:BU9181. Daarnaast heeft het college gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door niet de brief vervolgens per gewone post of per emailbericht te sturen en niet eerst de stukken te beoordelen welke al aanwezig waren in het dossier. Ook de geboden hersteltermijn is te kort.
De vertegenwoordiger van het college heeft ter zitting toegelicht dat binnengekomen post wordt gescand en voorzien van een barcode en volgnummer. Onder de gedingstukken bevindt zich een exemplaar van de brief met verzendstempel en met een barcode en volgnummer. Uit de gedingstukken blijkt verder dat er een aangetekende envelop als geweigerd retour is gekomen. De envelop en een ander exemplaar van de brief zijn gezamenlijk gescand en van één jongere barcode en volgnummer voorzien. Dit exemplaar van de brief draagt ook een
- enigszins andere - verzendstempel. Daarnaast blijkt uit het dossier dat een beslisnotitie van 17 augustus 2015 en het besluit van 17 augustus 2015, gelet op de barcodes en volgnummers, vrijwel op hetzelfde moment zijn geregistreerd en in het systeem opgeslagen als de retour gekomen envelop. Het is daarom aannemelijk dat voorgenoemde stukken gezamenlijk op
het bureau van de behandelaar hebben gelegen en na verzending van het besluit van
17 augustus 2015 zijn gescand en voorzien van een barcode. Nu zich ook twee versies van
de brief afzonderlijk zijn geregistreerd, is aannemelijk dat het tweede exemplaar van de brief met de envelop retour is gekomen voorafgaande aan het besluit van 17 augustus 2015. Op de envelop staat expliciet dat het poststuk is geweigerd. Gezien voorgaande heeft het college aannemelijk gemaakt dat de envelop de brief bevatte en dat appellante dus de brief heeft geweigerd. Het college was niet gehouden om de brief nogmaals op andere wijze aan appellante te sturen. Gelet hierop behoeven de overige gronden met betrekking tot het zorgvuldigheidsbeginsel en de duur van de hersteltermijn geen nadere bespreking. Het college was bevoegd de aanvragen buiten behandeling te stellen. Het hoger beroep slaagt dus niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.A.E. Bon (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

LO