ECLI:NL:CRVB:2018:1462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had een loonsanctie opgelegd aan appellante omdat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen voor werknemer had verricht. Werknemer was op 9 januari 2013 uitgevallen met lichamelijke en psychische klachten en had op 15 oktober 2014 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv concludeerde op basis van medische rapporten dat appellante ten onrechte had vertrouwd op de opvattingen van haar bedrijfsarts, die had gesteld dat werknemer volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank bevestigde het oordeel van het Uwv dat appellante niet voldoende had gedaan om werknemer te re-integreren, en dat de loondoorbetalingsverplichting terecht was verlengd. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij zich voldoende had ingespannen, maar de Raad oordeelde dat het Uwv zijn besluit voldoende had onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.