ECLI:NL:CRVB:2018:1469

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
17/5052 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn bezwaar tegen een besluit van 12 september 2016 niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had in haar uitspraak van 1 juni 2017 geoordeeld dat het Uwv terecht had gehandeld, omdat de gronden van het bezwaar niet binnen de gestelde termijn waren ingediend.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het bestreden besluit onjuist is en dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen op zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven het bestreden besluit te handhaven. Tijdens de zitting op 4 april 2018 zijn beide partijen niet verschenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geen betrekking hebben op de ontvankelijkheid van het bezwaar. De Raad heeft daarom de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van de appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door R.E. Bakker, met L.H.J. van Haarlem als griffier.

Uitspraak

17.5052 WAO

Datum uitspraak: 16 mei 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 juni 2017, 16/8050 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2018. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen de beslissing op bezwaar van 18 november 2016 (bestreden besluit) ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv bij het bestreden besluit terecht het door appellant tegen het besluit van 12 september 2016 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de gronden van het bezwaar niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen.
2.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het bestreden besluit onjuist is en dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen op zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschikheidsverzekering (WAO).
2.2.
Het Uwv heeft in hoger beroep bij verweer te kennen gegeven het bestreden besluit te handhaven.
3.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2.
Met juistheid heeft de rechtbank onder rechtsoverweging 3 overwogen dat het Uwv het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze overweging wordt volledig onderschreven. De door appellant in hoger beroep aangevoerde gronden hebben geen betrekking op de ontvankelijkheid van het bezwaar en treffen daarom geen doel.
3.3.
Voor een veroordeling in de proceskosten van appellant is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2018.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) L.H.J. van Haarlem

UM