ECLI:NL:CRVB:2018:1469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn bezwaar tegen een besluit van 12 september 2016 niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had in haar uitspraak van 1 juni 2017 geoordeeld dat het Uwv terecht had gehandeld, omdat de gronden van het bezwaar niet binnen de gestelde termijn waren ingediend.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het bestreden besluit onjuist is en dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen op zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven het bestreden besluit te handhaven. Tijdens de zitting op 4 april 2018 zijn beide partijen niet verschenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geen betrekking hebben op de ontvankelijkheid van het bezwaar. De Raad heeft daarom de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van de appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door R.E. Bakker, met L.H.J. van Haarlem als griffier.