ECLI:NL:CRVB:2018:1485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van onterecht verkregen bewijs
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering die aan betrokkene was toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Betrokkene was ingeschreven in de basisregistratie personen (brp) op een bepaald adres, maar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant) heeft betoogd dat betrokkene op dat adres niet woonde. Dit werd ondersteund door een buurtonderzoek dat op 10 maart 2015 was uitgevoerd, maar de bevindingen van dit onderzoek werden door de rechtbank als onvoldoende bewijs beschouwd. De rechtbank vernietigde het besluit van de Minister en herstelde de situatie zoals die was voor de herziening van de studiefinanciering.
Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het buurtonderzoek was uitgevoerd door onbevoegde controleurs en dat hij aanvullende bewijsstukken had verzameld, waaronder reisgegevens van betrokkene. Deze gegevens zouden aantonen dat betrokkene niet op het brp-adres woonde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de reisgegevens, hoewel in beginsel bruikbaar, niet voldoende waren om de bewijslast te dragen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat betrokkene ten tijde van belang niet op het brp-adres woonde.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van studenten en de noodzaak voor de overheid om voldoende bewijs te leveren bij het herzien van studiefinanciering. De Raad besloot dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd en dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking kwamen.