In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 6 december 2016. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een IVA-uitkering aan appellante, die per 7 december 2015 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geacht. De Raad heeft eerder op 3 november 2017 een tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Op 6 maart 2018 heeft het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen door haar bezwaar gegrond te verklaren en haar alsnog in aanmerking te brengen voor de IVA-uitkering.
Aangezien het Uwv met deze beslissing volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, heeft appellante geen belang meer bij een oordeel in hoger beroep. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.505,-, inclusief kosten voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.