ECLI:NL:CRVB:2018:1700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering met medische onderbouwing en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1996, heeft op 28 januari 2014 een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op basis van de Wet Wajong. Ze heeft aangegeven te lijden aan het chronisch vermoeidheidssyndroom en andere lichamelijke klachten. De verzekeringsarts heeft echter geen medische afwijkingen gevonden die haar klachten voldoende konden verklaren, maar heeft wel beperkingen vastgesteld in haar Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv heeft haar aanvraag op 2 juni 2014 afgewezen, en het bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij is overwogen dat appellante geen medische informatie heeft ingebracht die zou aantonen dat zij meer beperkt was dan het Uwv heeft aangenomen. In hoger beroep herhaalt appellante haar standpunten en stelt dat er geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de FML een juist beeld geeft van de beperkingen van appellante en dat er geen objectieve medische argumenten zijn om een urenbeperking aan te nemen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.