ECLI:NL:CRVB:2018:179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat hij meer arbeidsongeschikt was dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld. Het Uwv had op 11 september 2014 besloten dat appellant vanaf 29 september 2014 geen recht had op een WGA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in een later stadium door het Uwv bevestigd, maar appellant ging hiertegen in beroep.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen medische gegevens waren ingediend die de vaststelling van de belastbaarheid van appellant in twijfel trokken. Appellant stelde in hoger beroep dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van appellant niet wezenlijk verschilden van die in eerste aanleg.
De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de medische onderzoeken door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig waren. De Raad oordeelde dat de aanpassingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van appellant adequaat waren en dat er voldoende functies beschikbaar waren voor appellant om te vervullen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.