Uitspraak
16.507 WIA
OVERWEGINGEN
stoornisgeruime tijd na de datum in geding is gesteld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaarde en dat besluit vernietigde. Appellant, die zich op 15 juni 2012 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had geen recht op een WIA-uitkering vastgesteld door het Uwv, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel was aan de medische grondslag van het bestreden besluit, maar dat het Uwv tijdens de beroepsprocedure de arbeidskundige grondslag had gewijzigd, wat leidde tot vernietiging van het besluit.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn beperkingen waren onderschat, met name door een paniekstoornis met agorafobie. Hij stelde dat hij tijdens werk altijd naar buiten moest kunnen vluchten bij een angstaanval. De Raad voor de Rechtspraak heeft ambtshalve onderzocht of de rechtbank de juiste procedure heeft gevolgd. De Raad concludeerde dat de rechtbank niet op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, maar dat er geen nadere behandeling nodig was. De Raad bevestigde de eerder vastgestelde beperkingen en oordeelde dat de visie van de verzekeringsarts Wijers niet gevolgd kon worden, omdat deze arts appellant niet zelf had gezien.
De Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde verklaring van psychiater Erkut geen twijfel aan de belastbaarheid opriep. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep appellant in staat achtte om bepaalde functies te vervullen, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat deze functies medisch geschikt waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.