Uitspraak
16.2491 WIA
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van diabetes mellitus, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de klachten van de appellant, maar de rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was door zowel fysieke als mentale klachten, waaronder artrose en carpaal tunnelsyndroom. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden gehandhaafd. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn beoordeling de medische situatie van de appellant per 17 december 2013 in ogenschouw genomen en concludeerde dat het medisch oordeel van het Uwv juist was. De Raad onderschreef de conclusie dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van de appellant vielen en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juni 2018.