ECLI:NL:CRVB:2018:210
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na zwangerschap en bevalling met betrekking tot de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellante, die na haar zwangerschap en bevalling ziek was geworden. Appellante had zich ziek gemeld met klachten in het bekken, de rug en de benen na haar bevalling op 11 oktober 2014. Het Uwv had haar per 4 januari 2015 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend, maar concludeerde later dat zij per 4 februari 2016 geen recht meer had op ziekengeld omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan de beslissing van het Uwv ten grondslag lag zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de belastbaarheid van appellante vastgesteld in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en had overtuigend gemotiveerd dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van de FML te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond.