Uitspraak
16.3599 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellante, die vanaf 1 september 2008 als pedagogisch medewerkster werkte, meldde zich op 5 november 2012 ziek vanwege psychische klachten en de erfelijke aandoening syndroom van Marfan. Haar arbeidsovereenkomst werd op 1 maart 2013 ontbonden, waarna zij zich hersteld meldde. Appellante verzocht het Uwv om een ZW-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2013, maar het Uwv concludeerde dat zij op die datum niet arbeidsongeschikt was, waardoor de wettelijke wachttijd van 104 weken niet was vervuld.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen overtuigend hadden gemotiveerd dat appellante op 1 maart 2013 niet ongeschikt was voor haar maatgevende werk. Er was geen medische informatie die aantoonde dat appellante ernstige psychische klachten had op dat moment. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de wachttijd niet was vervuld en dat het verzoek om schadevergoeding moest worden afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de vervulling van de wachttijd voor WIA-uitkeringen.