ECLI:NL:CRVB:2018:2158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de ingangsdatum in relatie tot uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de toekenning van bijstand aan appellanten, die zich op 10 juni 2015 hadden aangemeld voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW) na het ontslag van appellant op staande voet. De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen ongegrond verklaard, waarbij de ingangsdatum van de bijstand was vastgesteld op 4 juli 2015. Dit was gebaseerd op de uitbetaling van resterende arbeidsuren, waaronder vakantiedagen, die appellant had ontvangen na zijn ontslag.
Appellanten betwistten de ingangsdatum van de bijstand, stellende dat het college ten onrechte geen rekening had gehouden met een schadevergoeding die appellant aan zijn voormalig werkgever verschuldigd was. De Raad oordeelde dat de ontvangen vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen als inkomen in verband met arbeid moet worden aangemerkt en dat het college hiermee rekening mocht houden bij het vaststellen van de ingangsdatum van de bijstand. De Raad bevestigde dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij niet over voldoende middelen beschikten om in hun levensonderhoud te voorzien tot de ingangsdatum van de bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de beroepsgrond van appellanten niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.