ECLI:NL:CRVB:2018:2186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die zich had ziek gemeld met astma en psychische klachten. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 5 augustus 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat er meer beperkingen in haar situatie waren dan door het Uwv was erkend, met name vanwege later gediagnosticeerde PTSS.
Tijdens de zitting heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad heeft het medisch onderzoek dat door het Uwv is uitgevoerd als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben voldoende medische gegevens verzameld en de beperkingen van appellante correct weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst. De Raad heeft geoordeeld dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep, waaronder de geschiktheid van de functies en de erkenning van een urenbeperking, niet overtuigend bevonden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen reden was om een urenbeperking op te nemen per de datum in geding. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en het Uwv, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.