ECLI:NL:CRVB:2018:2227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van appellante in het kader van de Ziektewet na een veranderend ziektebeeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als huishoudelijke hulp werkte, had zich op 19 mei 2014 ziek gemeld met zowel fysieke als psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante vanaf 19 juni 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij in staat werd geacht om met passende arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, waarbij zij vooral aanvoerde dat het Uwv de beperkingen voortvloeiende uit haar psychische klachten had onderschat. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, R. Blanker, een zorgvuldige inschatting heeft gemaakt van de belastbaarheid van appellante op de datum in geding. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de appellante en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de belastbaarheid. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.