ECLI:NL:CRVB:2018:2368

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
17-2229 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet melden van op geld waardeerbare werkzaamheden en aanvullend recht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 februari 2017. De zaak betreft een geschil tussen appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Helmond over de niet-melding van op geld waardeerbare werkzaamheden. De appellanten hebben de aangevallen uitspraak aangevochten voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 11 juli 2016 in stand blijven. De periode in geding betreft van 28 oktober 2015 tot en met 5 januari 2016, waarin appellanten werkzaamheden hebben verricht voor een instantie, maar deze niet hebben gemeld bij het college. De Raad oordeelt dat het aan appellanten was om aannemelijk te maken dat zij recht hadden op volledige of aanvullende bijstand, indien zij aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan. De overgelegde verklaringen en prognoses bieden geen inzicht in de omvang van de werkzaamheden in de relevante periode. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.2229 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 februari 2017, 16/3081 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Helmond (college)
Datum uitspraak: 17 juli 2018
Zitting hebben: E.C.R. Schut als voorzitter en J.J.A. Kooijman en J.T.H. Zimmerman als leden.
Griffier: A.M. Pasmans
Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2018. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellanten hebben de aangevallen uitspraak aangevochten voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 11 juli 2016 in stand blijven. Niet in geschil is dat appellant in de periode in geding (28 oktober 2015 tot en met 5 januari 2016) op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht voor de [instantie] . Appellanten hadden deze werkzaamheden moeten melden bij het college. Dit hebben zij niet gedaan. Het lag vervolgens op de weg van appellanten om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zouden hebben voldaan, over de periode in geding recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zouden hebben gehad. Hierin zijn appellanten niet geslaagd. In hoger beroep hebben appellanten weliswaar twee verklaringen overgelegd en prognoses voor 2017, maar deze stukken bieden geen inzicht in de omvang van de werkzaamheden in de periode in geding. De verklaring van [naam 1] is ongedateerd en niet gerelateerd aan de periode in geding. De verklaring van [naam 2] ziet niet op de omvang van de werkzaamheden en is evenmin gerelateerd aan de periode in geding. Dat laatste geldt ook voor de prognoses.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) A.M. Pasmans (getekend) E.C.R. Schut
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
sg