ECLI:NL:CRVB:2018:2395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake hoogte dagloon en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de hoogte van het dagloon van een betrokkene die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving. De Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bij een nieuwe beslissing op bezwaar op 20 juni 2017 het bezwaar van de betrokkene tegen een eerder besluit van 9 september 2015 alsnog gegrond heeft verklaard. Dit leidde tot een herziening van het dagloon, dat per 1 september 2015 werd vastgesteld op € 106,21.
De rechtbank had eerder het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de betrokkene. In hoger beroep heeft het Uwv het hoger beroep ingetrokken, waarna de betrokkene verzocht om vergoeding van de proceskosten in hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat de betrokkene redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep en heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van deze kosten.
De totale proceskosten zijn begroot op € 1.263,84, inclusief reiskosten. De uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van griffier B. Dogan, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2018.