ECLI:NL:CRVB:2018:2412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die in februari 2016 vanuit Curaçao naar Nederland was gekomen, ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Hij had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur en woninginrichting, maar deze aanvragen werden door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen. Het college stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten noodzakelijk maakten, en de rechtbank bevestigde deze afwijzing.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant niet had aangetoond dat de kosten voor woninginrichting voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelde dat de appellant, ondanks zijn financiële situatie, in staat had moeten zijn om te reserveren voor deze kosten. De kosten waren bovendien voorzienbaar, aangezien de appellant al voor zijn verhuizing naar Nederland op de hoogte was van de noodzaak om te verhuizen en in te richten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van bijzondere omstandigheden bij aanvragen voor bijzondere bijstand en dat kosten in beginsel uit de bijstandsnorm of door middel van reservering moeten kunnen worden voldaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.