ECLI:NL:CRVB:2018:2440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich op 25 juni 2014 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts op 27 mei 2015, werd appellant belastbaar geacht met inachtneming van zijn beperkingen. Het Uwv concludeerde dat appellant met ingang van 25 juli 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij nieuwe informatie over zijn psychische toestand heeft ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen vastgesteld, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn psychische klachten en beperkingen zijn onderschat en dat de geduide functies zijn belastbaarheid overschrijden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad bevestigt dat appellant, gelet op zijn vastgestelde belastbaarheid, geschikt is voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.