ECLI:NL:CRVB:2018:2543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met paniekklachten, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het Uwv haar psychische klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen had onderschat. Ze betwistte de objectiviteit van de verzekeringsarts en stelde dat de geselecteerde functies niet geschikt voor haar waren, mede vanwege haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal.
De Raad oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellante niet juist had ingeschat. De medische stukken in het dossier gaven voldoende informatie over de klachten van appellante. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.