ECLI:NL:CRVB:2018:2569
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en IVA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die werkzaam is geweest als medewerker, heeft in 2013 een ziekmelding gedaan. Het Uwv heeft bij besluit van 5 oktober 2015 vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,06%. Appellant heeft op 31 januari 2017 verzocht om herbeoordeling, waarna het Uwv op 5 september 2017 heeft vastgesteld dat appellant vanaf die datum volledig arbeidsongeschikt is, maar de hoogte van de WGA-uitkering niet wijzigt. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het besluit van 5 september 2017 niet kan worden betrokken bij de beoordeling in hoger beroep, omdat dit besluit betrekking heeft op een latere datum en buiten de reikwijdte van de aanvraag om herbeoordeling valt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft appellant onderzocht en relevante medische informatie betrokken in zijn beoordeling. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies voor appellant medisch passend zijn en dat het hoger beroep geen doel treft. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2018.