ECLI:NL:CRVB:2018:2569

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
17/5825 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en IVA-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die werkzaam is geweest als medewerker, heeft in 2013 een ziekmelding gedaan. Het Uwv heeft bij besluit van 5 oktober 2015 vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,06%. Appellant heeft op 31 januari 2017 verzocht om herbeoordeling, waarna het Uwv op 5 september 2017 heeft vastgesteld dat appellant vanaf die datum volledig arbeidsongeschikt is, maar de hoogte van de WGA-uitkering niet wijzigt. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het besluit van 5 september 2017 niet kan worden betrokken bij de beoordeling in hoger beroep, omdat dit besluit betrekking heeft op een latere datum en buiten de reikwijdte van de aanvraag om herbeoordeling valt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft appellant onderzocht en relevante medische informatie betrokken in zijn beoordeling. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies voor appellant medisch passend zijn en dat het hoger beroep geen doel treft. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2018.

Uitspraak

17.5825 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 juli 2017, 16/1392 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[werkgever] te [vestigingsplaats] (werkgever)
Datum uitspraak: 1 augustus 2018
Zitting heeft: mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: Y. Azirar
Ter zitting zijn verschenen:
mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, gemachtigde van appellant,
drs. R. Spanjer, vertegenwoordiger van het Uwv,
mr. S.C.M.A. Gommans, namens [werkgever] (werkgever).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellant is werkzaam geweest als medewerker [afdeling]. Naar aanleiding van een ziekmelding in 2013 heeft het Uwv bij besluit van 5 oktober 2015, gehandhaafd bij een besluit op bezwaar van 24 maart 2016 (bestreden besluit), vastgesteld dat appellant met ingang van 5 oktober 2015, tot en met 4 december 2018, recht heeft op een loongerelateerde WGA‑uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 41,06%.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft het Uwv op 31 januari 2017 verzocht om een herbeoordeling. Het Uwv heeft bij besluit van 5 september 2017 vastgesteld dat appellant vanaf 31 januari 2017 minder arbeidsgeschikt is dan voorheen, de mate van arbeidsongeschiktheid is 100%. De hoogte van de loongerelateerde WGA‑uitkering wijzigt niet. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 september 2017.
De Raad stelt vast dat appellant zich, gelet op het verhandelde ter zitting, op het standpunt stelt dat zijn procesbelang erin gelegen is dat hij vanaf 5 oktober 2015 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat het Uwv hem een IVA‑uitkering had moeten toekennen. De gemachtigde van appellant heeft de Raad verzocht het besluit van 5 september 2017 bij de beoordeling in hoger beroep te betrekken.
De Raad oordeelt vooreerst dat het besluit van 5 september 2017 niet op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de beoordeling kan worden betrokken, omdat dit besluit ziet op een latere datum in geding en buiten de grondslag en reikwijdte van de aanvraag om herbeoordeling valt.
Terecht heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Daartoe wordt overwogen dat de verzekeringsarts appellant op het spreekuur heeft gezien, lichamelijk en psychisch onderzoek heeft verricht en bij zijn beoordeling informatie van de behandelend cardioloog en neuroloog heeft betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant op de hoorzitting gezien en heeft kennis genomen van in bezwaar (na de hoorzitting) toegezonden medische stukken, waaronder van de radioloog en de maag-, darm- en leverarts. De gedingstukken geven geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) getrokken conclusies. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 februari 2016 inzichtelijk gemotiveerd waarom appellant niet kan worden gevolgd in zijn claim dat hij volledig arbeidsongeschikt is, dan wel meer beperkingen heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapport van 23 januari 2017 inzichtelijk uiteengezet waarom bedrijfsarts/medisch adviseur H. Thissen niet gevolgd kan worden in zijn bevindingen. Voorts leidt de Raad uit een e-mail van appellant van 4 april 2017 aan zijn gemachtigde af dat de door appellant geraadpleegde deskundige van Ergatis de door hem gestelde verdergaande beperkingen evenmin heeft kunnen onderbouwen.
Uitgaande van de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst van 1 september 2015 zijn de voor appellant geselecteerde functies gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten voor appellant in medisch opzicht als passend aan te merken. Op het Resultaat functiebeoordeling en de arbeidskundige rapporten is dit inzichtelijk en overtuigend toegelicht.
Gelet op artikel 4 van de Wet WIA behoeft de duurzaamheid van de beperkingen geen bespreking nu de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 80% is.
Gelet op het voorgaande treft het hoger beroep geen doel.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) Y. Azirar (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
SSa