ECLI:NL:CRVB:2018:2575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens inkomsten uit oplichting en hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die samen met zijn ex-partner sinds 1 maart 2010 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak is ontstaan na de ontdekking van een hennepkwekerij en de betrokkenheid van appellant bij oplichtingszaken. De politie vond op 25 november 2014 een hennepkwekerij met 28 planten in de schuur van appellant. Tevens was appellant verdachte in negen oplichtingszaken, wat leidde tot een onderzoek door de Sociale Recherche Twente. De sociale recherche concludeerde dat appellant een wederrechtelijk voordeel had genoten van minimaal € 9.060,- uit oplichting en dat de hennepkwekerij professioneel was opgezet.
Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede op 2 juli 2015 besloten de bijstand van appellant en zijn ex-partner in te trekken en de teveel betaalde bijstand terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard, met uitzondering van de hoogte van de aflossingstermijnen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij geen inkomsten uit oplichting heeft gehad en dat de hennepteelt voor eigen gebruik was. De Raad oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn activiteiten. De Raad bevestigt dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken en de terugvordering gerechtvaardigd is, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op bijstand. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.