Uitspraak
17.1850 PW, 17/3626 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraken, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 14 augustus 2018 in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die in Duitsland woonde en werkte, had een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en aanvullende bijstand op basis van de Participatiewet (PW). De zaak draait om de vraag of de appellant recht heeft op bijstand voor de periode dat hij in Duitsland verbleef en of hij recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van een ziekenhuisopname in Duitsland.
De Raad oordeelde dat de appellant geen recht had op bijstand gedurende de periode dat hij in Duitsland woonde, omdat zijn centrum van maatschappelijk leven zich niet meer in Nederland bevond. De appellant had vanaf 1 juli 2015 werkzaamheden verricht in een pizzeria in Duitsland en was per 1 oktober 2015 in dienst getreden. Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen had de bijstand beëindigd op dezelfde datum. De Raad bevestigde dat de appellant niet in Nederland woonde en dat de aanvraag om bijstand voor de periode van 15 oktober 2015 tot 3 november 2015 terecht was afgewezen.
Daarnaast werd de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van de ziekenhuisopname in Duitsland afgewezen op basis van het territorialiteitsbeginsel. De Raad stelde vast dat de kosten in het buitenland waren gemaakt en dat er geen acute noodsituatie was die bijstandsverlening rechtvaardigde. De appellant had niet aangetoond dat hij in een situatie verkeerde die alleen met bijstandsverlening kon worden verholpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.