ECLI:NL:CRVB:2018:2748

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
18/2909 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018, is het hoger beroep ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 april 2018. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van het hoger beroep door de appellant. De appellant heeft op 28 juni 2018 het hoger beroep ingetrokken, waarna de advocaat van de betrokkene, mr. B.J. van de Wijnckel, verzocht heeft om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De appellant heeft hierop een verweerschrift ingediend. Gezien artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en is het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad stelt vast dat de rechtbank in eerste aanleg al een veroordeling in de proceskosten heeft uitgesproken. De Raad concludeert dat er in deze procedure geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien de gemachtigde van de betrokkene geen proceshandelingen heeft verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uiteindelijk wijst de Centrale Raad van Beroep het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.R. Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 september 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 september 2018
18/2909 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
9 april 2018, 17/3402 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokkene] te [woonplats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 28 juni 2018 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. B.J. van de Wijnckel, advocaat, verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken, staan voor de Raad nog slechts ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten.
Met appellant is de Raad van oordeel dat in deze procedure niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten. De gemachtigde heeft ter zake van het hoger beroep geen proceshandelingen verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.R. Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2018.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Carlier
GdJ