Uitspraak
16.7416 ZW
OVERWEGINGEN
Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212 (Korošec).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als begeleider/slaapwacht werkte, had zich op 10 mei 2014 ziek gemeld na een operatie aan haar been. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar ziekengeld toe, maar na een beoordeling in 2015 concludeerde de verzekeringsarts dat appellante per 14 oktober 2015 weer geschikt was voor haar werk. Het Uwv beëindigde daarop haar ZW-uitkering. Appellante ging in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij door vermoeidheid en concentratieproblemen niet in staat was om haar werk te verrichten. Ze voerde aan dat de rechtbank een onafhankelijk medisch onderzoek had moeten instellen, omdat haar klachten niet medisch objectiveerbaar waren. De Raad oordeelde echter dat er geen medische oorzaak was gevonden voor de klachten van appellante en dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hadden gehandeld. De Raad bevestigde dat het niet aan het Uwv of de bestuursrechter was om een medisch onderzoek te gelasten, en dat er geen strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier S.L. Alves.