ECLI:NL:CRVB:2018:2803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar IOAW-uitkering na hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het bezwaar van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant ontving vanaf 27 juli 2012 een uitkering op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Na de ontmanteling van een hennepkwekerij in zijn woning op 8 september 2015, heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de uitkering. Dit leidde tot een besluit van 19 mei 2016, waarin de uitkering over een bepaalde periode werd ingetrokken en een terugvordering werd ingesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn bezwaar ook gericht was tegen het besluit van 19 mei 2016, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het bezwaarschrift uitsluitend betrekking had op de brief van 20 mei 2016. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.