Uitspraak
15.4908 WIA
30 juni 2015, 15/1061 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
8 augustus 2014 vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Nadat de arbeidsdeskundige passende functies heeft geselecteerd tot het vervullen waarvan appellant in staat is geacht, heeft het Uwv bij besluit van 21 augustus 2014 vastgesteld dat voor appellant geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet WIA, omdat hij met ingang van
29 september 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
8 augustus 2014 en 4 december 2014 meegewogen. Over de door appellant in beroep overgelegde medische gegevens van de cardioloog heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij rapport van 6 mei 2015 gemotiveerd gerapporteerd. Daarin is uiteengezet dat uitgaande van bij appellant bestaande typische angina pectoris, de beperkingen geen aanscherping behoeven omdat vanuit preventief medisch oogpunt al beperkingen waren vastgesteld ten aanzien van inspanningstolerantie. Voorts bevat de overgelegde medische informatie van de cardioloog geen informatie over de beperkingen die appellant op de datum in geding had noch blijkt hieruit dat de verzekeringsartsen van een onjuist medisch beeld zijn uitgegaan. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige in te schakelen. Het bestreden besluit berust op een zorgvuldige medische grondslag. Ten slotte heeft de rechtbank zich kunnen verenigen met de geschiktheid van de voor appellant geselecteerde functies.
25 april 2018 uitgebreid de medische geschiedenis beschreven waarbij is ingegaan op de klachten van appellant, de behandelingen die zijn gevolgd naar aanleiding van de klachten en de resultaten daarvan. Na bestudering van de dossierstukken is de deskundige tot de conclusie gekomen dat met het gebruik van de term “atypische angina” door de verzekeringsartsen op
6 mei 2015 en 10 november 2016 geen sprake is van onzorgvuldige interpretatie van de bij appellant op 29 september 2014 bestaande coronaire problematiek. Bij appellant was volgens de deskundige ten tijde van de datum in geding sprake van (geringe) coronaire atherosclerose. Zijn vastgestelde belastbaarheid was normaal, de hartfunctie ongestoord en aanwijzingen voor coronair insufficiëntie bij inspanning ontbraken. Ernstige ischemie was zeker uitgesloten. Er komt in de jaren 2013 en 2014 geen intensief medisch behandelings- of begeleidingstraject naar voren. Appellant is adequaat behandeld (medicamenteus en later mechanisch). Vervolgens heeft de deskundige geconcludeerd dat de (vooral preventieve) beperkingen in de FML conform de normen zijn die gelden voor een patiënt met stabiele angina pectoris of een doorgemaakt (ongecompliceerd verlopen) hartinfarct. Deze komen hem redelijk voor. De deskundige heeft zich kunnen vinden in de beperkingen in de FML van
8 augustus 2014 en zich kunnen verenigen met het standpunt dat een werkweek van 40 uur, rekening houdend met de beperkingen, voor appellant redelijk is.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.