ECLI:NL:CRVB:2018:2845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar uitkeringsspecificatie en verrekening van giften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ongegrond heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 4 juli 2003 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en heeft in de periode van 6 februari 2015 tot en met 13 mei 2015 giften van zijn moeder ontvangen, die hij niet heeft gemeld. Het college heeft deze giften verrekend met zijn bijstandsuitkering, wat leidde tot inhoudingen op zijn uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van oktober 2015, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de uitkeringsspecificatie niet gericht was op rechtsgevolg.
De rechtbank heeft de beslissing van het college bevestigd, waarop appellant in hoger beroep is gegaan. Hij betoogt dat het college ten onrechte heeft verrekend en dat hij niet in staat was om bezwaar te maken tegen de eerdere uitkeringsspecificatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de uitkeringsspecificatie over oktober 2015 niet op rechtsgevolg is gericht en dat appellant geen bezwaar kan maken tegen een herhaling van een verrekening. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door M. ter Brugge, met J.M.M. van Dalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 september 2018.