Uitspraak
17.1333 PW
.Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.
Centrale Raad van Beroep
Op 18 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft appellante, die een ouderdomspensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet en daarnaast een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de voorlopige teruggave inkomstenbelasting van appellante, die in 2016 een bedrag van € 1.053,- betrof, in mindering gebracht op de AIO-aanvulling. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante artikelen van de Participatiewet (PW) in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de voorlopige teruggave inkomstenbelasting als inkomen moet worden aangemerkt en dat dit inkomen moet worden toegerekend aan de periode waarop de teruggave betrekking heeft.
De Raad concludeerde dat de Svb de voorlopige teruggave terecht als inkomen heeft aangemerkt en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van griffier J.M.M. van Dalen.