ECLI:NL:CRVB:2018:2867

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
17-3513 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor diverse goederen zonder bijzondere omstandigheden

Op 28 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een slaapbank, televisie en bankstel door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De aanvraag werd afgewezen op basis van het argument dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De appellant was niet verschenen tijdens de zitting, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. L.A. Bouter. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beroepsgrond van de appellant, die stelde dat er ten onrechte geen kostenveroordeling was verleend, niet slaagde. Dit omdat het beroep niet gegrond was verklaard en er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling.

De appellant voerde aan dat hij niet in staat was een lening aan te gaan voor de kosten, omdat hij vreesde dat deze lening als inkomen zou worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen leningen voor levensonderhoud en leningen voor duurzame gebruiksgoederen. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardprocedure rechtvaardigden. De eerdere besluitvorming van het college werd als rechtmatig beschouwd, en de gevolgen daarvan kwamen voor rekening van de appellant. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.3513 PW-PV

Datum uitspraak: 28 augustus 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2017, 16/6627 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: S.H.H. Slaats
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.A. Bouter.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 19 april 2016, gehandhaafd bij besluit van 14 september 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een slaapbank, een televisie en een bankstel afgewezen. Hieraan heeft het college, voor zover van belang, ten grondslag gelegd dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd niet voorvloeien uit bijzondere omstandigheden. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De beroepsgrond van appellant dat ten onrechte geen kostenveroordeling in beroep is verleend, slaagt niet. Het beroep is namelijk niet gegrond verklaard. Onder het bestreden besluit lagen twee zelfstandige afwijzingsgronden. Dat één daarvan in beroep niet is gehandhaafd vormt geen grond voor een kostenveroordeling.
Appellant betoogt dat niet van hem gevergd kan worden dat hij een lening aangaat voor deze kosten, omdat hij dan in onzekerheid verkeert of die lening niet als inkomen wordt opgevat. Deze grond slaagt evenmin. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen leningen die, meestal bij herhaling, worden aangegaan voor de lopende kosten van levensonderhoud en waarover vrijelijk kan worden beschikt en leningen die zijn verbonden met de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Die laatste leningen zijn meestal wel te herkennen omdat de omvang van de lening aansluit bij het bedrag van de aanschaf van zo een goed en die leningen vaak zijn aangegaan bij een leverancier of een geldverstrekker. Die laatste leningen kunnen niet als inkomen worden aangemerkt.
De beroepsgrond van appellant dat wel sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden omdat hij langere tijd, in de zomer van 2015, niet over inkomsten heeft kunnen beschikken en hierdoor niet heeft kunnen reserveren, slaagt ook niet. Appellant heeft gedurende enkele weken niet over middelen kunnen beschikken. De bijstand was opgeschort in verband met te lang verblijf in het buitenland en is vervolgens weer hersteld, waarbij alleen over de periode van het te lang verblijf de bijstand is ingetrokken. Deze besluitvorming is in rechte niet bestreden en moet dus voor rechtmatig worden gehouden. De gevolgen hiervan komen voor rekening van appellant en kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden op grond waarvan alsnog bijzondere bijstand verleend had moeten worden.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) S.H.H. Slaats (get.) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
sg