Uitspraak
1.Introductie
2.Procedurele voorgeschiedenis
3.Materieel rechtskader
i) (…)
(…).
ii) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de ondernemingen of de werkgevers zich bevindt, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie in slechts één lidstaat hebben, of
iii) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever zich bevindt, niet zijnde de lidstaat waar hij woont, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben in twee lidstaten, waarvan één de lidstaat is waar de betrokkene woont, of
iv) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers, waarvan ten minste twee hun zetel of domicilie in verschillende lidstaten hebben, niet zijnde de lidstaat waar de betrokkene woont.
4.Standpunten van partijen
5.Geschilafbakening en vaststelling van feiten
U als opdrachtgever blijft het aanspreekpunt voor de werknemer. Eigenlijk verandert er dus niets in de dagelijkse aansturing.”
6.De vestigingsplaats van [de B.V.]
7.Materieelrechtelijke onderwerpen waarover prejudiciële vragen worden gesteld
- de – beweerdelijke – werkgever van degene die in twee of meer lidstaten van de EU/EVA als internationaal vrachtwagenchauffeur werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten, maar niet in de lidstaat waar zijn – beweerdelijke – werkgever gevestigd is, voor de toepassing van artikel 13, eerste lid, sub b, van Vo 883/2004 niet is aan te merken als de werkgever van betrokkene, indien en zolang betrokkene feitelijk voor onbepaalde tijd volledig ter beschikking staat aan een vergunninghoudende wegvervoersonderneming die is gevestigd in de lidstaat waar betrokkene woont en werkt, maar niet een substantieel gedeelte van zijn in aanmerking te nemen werkzaamheden verricht.
mogelijke,voorwaarde dat er een organische band bestaat tussen [de B.V.] en betrokkenen. De Raad verwijst in dit verband naar de feiten zoals die zijn vastgesteld onder punt 5.2.6 van dit verzoek. Als toelichting daarbij merkt de Raad op dat hij het feit dat voor de beoordeling van de band tussen [de B.V.] en betrokkenen relevante feiten onopgehelderd zijn gebleven voor risico en rekening van [de B.V.] c.s. laat, omdat informatie over de band tussen [de B.V.] en betrokkenen naar zijn aard primair behoort tot het bewijsdomein van [de B.V.] c.s. en [de B.V.] c.s. ruimschoots in de gelegenheid zijn gesteld om de situatie te verhelderen. [de B.V.] heeft zich pas in mei 2013 tot de Svb gewend, terwijl de in aanmerking te nemen activiteiten van [de B.V.] al in oktober 2011 zijn gestart. Indien, zoals ter zitting gesteld, feiten die van belang zijn voor de beoordeling van de band tussen [de B.V.] en betrokkenen niet meer konden worden verhelderd door dit tijdsverloop, valt dat in de risicosfeer van [de B.V.] c.s.
mogelijkvereiste bewijs van het bestaan van een organische band tussen [de B.V.] en elk van de betrokkenen.
mogelijke, voorwaarde dat [de B.V.] doorgaans activiteiten van betekenis verricht op het grondgebied van Cyprus. Indien [de B.V.] aan deze voorwaarde zou moeten voldoen, ligt het wellicht in de rede dat ter zake in de hoofdgedingen nader feitenonderzoek wordt verricht, waarbij de bewijslast en het risico dat relevante feiten onopgehelderd blijven bij [de B.V.] c.s. worden gelegd.
op voorwaarde dat de onderneming aanzienlijke werkzaamheden in die lidstaat verricht.