ECLI:NL:CRVB:2018:2896
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na ziekmelding en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich op 2 februari 2016 ziek had gemeld, had geen recht meer op ziekengeld volgens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 24 mei 2016. De verzekeringsarts van het Uwv had vastgesteld dat de appellant geschikt was voor zijn laatst verrichte arbeid als medewerker postkamer. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat er voldoende medische gegevens waren om de beoordeling van de verzekeringsarts te ondersteunen en verklaarde het beroep van de appellant ongegrond.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere gronden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat hij geen nieuwe informatie had aangeleverd die zijn standpunt kon onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en voegde toe dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden had gepresenteerd. De Raad concludeerde dat de eerdere beoordeling van de verzekeringsarts juist was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van de appellant voor zijn arbeid. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werden geen proceskosten aan de appellant opgelegd, aangezien het hoger beroep geen doel trof.