ECLI:NL:CRVB:2018:2943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
17-7086 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoeker, die in Marokko woont, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening, dat eerder was afgewezen omdat het griffierecht niet was betaald. Tijdens de zitting was er niemand aanwezig namens de verzoeker. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. Verzoeker had in zijn verzetschrift aangegeven dat hij familie in Nederland had gevraagd om het griffierecht te betalen, maar hij heeft niet aangetoond dat hij daadwerkelijk in staat was om het griffierecht te voldoen binnen de gestelde termijn. De Raad oordeelde dat verzoeker had moeten verzoeken om vrijstelling van het griffierecht indien hij problemen had ondervonden met de betaling. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer, onder leiding van H.C.P. Venema, met C.A.E. Bon als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 september 2018
17/7086 WAO -V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2017, 15/7475
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: C.A.E. Bon
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, in verbinding met
artikel 8:119 van de van de Algemene wet bestuursrecht van 28 februari 2018 heeft de Raad het verzoek om herziening van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft verzoeker, voor zover hier van belang, te kennen gegeven dat hij familie in Nederland heeft verzocht het griffierecht te betalen. Verzoeker heeft in een aanvullend verzetschrift gesteld dat hij geen oplossing heeft gevonden om het griffierecht te voldoen. De Raad is van oordeel dat verzoeker in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Indien verzoeker problemen heeft ondervonden met het betalen van het griffierecht, had het op zijn weg gelegen binnen de geboden termijn om het griffierecht te voldoen om vrijstelling te verzoeken.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.A.E. Bon (getekend) H.C.P. Venema

JL

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par H.C.P. Venema en présence de C.A.E. Bon en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 7 septembre 2018.