ECLI:NL:CRVB:2018:2943
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
Op 7 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoeker, die in Marokko woont, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening, dat eerder was afgewezen omdat het griffierecht niet was betaald. Tijdens de zitting was er niemand aanwezig namens de verzoeker. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. Verzoeker had in zijn verzetschrift aangegeven dat hij familie in Nederland had gevraagd om het griffierecht te betalen, maar hij heeft niet aangetoond dat hij daadwerkelijk in staat was om het griffierecht te voldoen binnen de gestelde termijn. De Raad oordeelde dat verzoeker had moeten verzoeken om vrijstelling van het griffierecht indien hij problemen had ondervonden met de betaling. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer, onder leiding van H.C.P. Venema, met C.A.E. Bon als griffier.