ECLI:NL:CRVB:2018:2990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van het dienstverband en de geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op ziekengeld na haar ziekmelding op 15 april 2015. Appellante, die als productiemedewerker werkte, meldde zich ziek met psychische en lichamelijke klachten. Na beëindiging van haar dienstverband op 17 mei 2015, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar ziekengeld verstrekt. Echter, na een medisch onderzoek op 28 september 2015 concludeerde de arts van het Uwv dat appellante per 10 november 2015 weer geschikt was voor haar werk, wat leidde tot de stopzetting van het ziekengeld. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de artsen voldoende op de hoogte waren van de klachten van appellante. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij op de datum in kwestie niet in staat was om haar werk te verrichten, en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de conclusie dat appellante per 10 november 2015 geschikt was voor haar werk voldoende onderbouwd was. De Raad oordeelde dat de aanvullende medische informatie die appellante in hoger beroep had ingediend, niet leidde tot een ander oordeel. Het hoger beroep werd verworpen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.