ECLI:NL:CRVB:2018:3006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van AIO-aanvulling wegens schending van inlichtingenverplichting met betrekking tot woningbezit in Marokko
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 1 juli 2005 een gehuwdenpensioen met een inkomensafhankelijke toeslag en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de AIO-aanvulling opgeschort omdat appellanten niet voldaan hadden aan een verzoek om informatie over hun vermogen in het buitenland. Na een onderzoek door de Svb bleek dat appellant eigenaar was van een woning in Marokko, waar hij voor een vijfde deel aanspraak op had. De Svb trok de AIO-aanvulling in omdat appellant niet had gemeld dat hij mede-eigenaar was van deze woning, wat een schending van de inlichtingenverplichting betekende.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij de inlichtingenverplichting niet had geschonden, omdat hij niet zelfstandig over de woning kon beschikken. De Raad oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet over zijn aandeel in de woning kon beschikken. De schending van de inlichtingenverplichting was een rechtsgrond voor de intrekking van de AIO-aanvulling, omdat hierdoor niet kon worden vastgesteld of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht had besloten de AIO-aanvulling in te trekken.
Daarnaast werd de aanvraag voor een nieuwe AIO-aanvulling afgewezen, omdat appellant geen gegevens had overgelegd die de waarde van de woning in de relevante periode konden vaststellen. De Raad concludeerde dat het recht op AIO-aanvulling niet kon worden vastgesteld en bevestigde ook deze afwijzing.