Uitspraak
17.6428 WIA-PV
BESLISSING
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan de appellant, die zich per 4 juni 2014 ziek had gemeld met zowel fysieke als psychische klachten. Na afloop van de Ziektewet (ZW) heeft de appellant een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze werd per 1 juni 2016 geweigerd. De appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 15 november 2016 meldde hij een toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 juli 2016, maar het Uwv weigerde opnieuw de WIA-uitkering, omdat er volgens hen geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. De medische beperkingen op 1 juli 2016 zouden gelijk zijn aan die op 1 juni 2016, volgens de verzekeringsarts.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef de medische beperkingen zoals vastgesteld door de verzekeringsartsen en oordeelde dat de operatie op 1 juli 2016, die een dagopname betrof, niet had geleid tot een duurzame beperking voor arbeid. De appellant had niet met medische gegevens onderbouwd dat er op 1 juli 2016 sprake was van een toename van psychische beperkingen ten opzichte van 1 juni 2016.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden en vroeg om een onafhankelijke deskundige, maar hij bracht geen nieuwe medische informatie in. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor andere of aanvullende overwegingen. Het verzoek om een deskundige te benoemen werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken.