ECLI:NL:CRVB:2018:3017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- J.R. Trox
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor arbeid na Ziektewet-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als beveiligingsbeambte werkte, had zich op 2 maart 2012 ziek gemeld wegens systemische mastocytose. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant na afloop van de wachttijd per 28 februari 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat hij geschikt was voor verschillende functies, waaronder die van wikkelaar. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit dat appellant met ingang van 9 februari 2015 geen recht meer had op ziekengeld.
De Raad heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn uitgevoerd. De deskundige, dr. L.F.R. Span, heeft in zijn rapport van 13 juli 2017 bevestigd dat de verzekeringsartsen een juist beeld hebben gehad van de medische toestand van appellant. Ondanks latere ziekmeldingen heeft de Raad vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de eerdere beoordeling in twijfel trekken. De Raad heeft de conclusie van de deskundige gevolgd dat appellant in staat was de functie van wikkelaar te vervullen, en dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant geen recht meer had op ziekengeld.
De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt gehandhaafd. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.