ECLI:NL:CRVB:2018:3048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 12 maart 2012 geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet WIA, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat haar belastbaarheid niet juist is vastgesteld.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De informatie die appellante heeft overgelegd gaf geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft aangenomen. De Raad concludeert dat er afdoende medische beperkingen zijn vastgesteld en dat het bestreden besluit van het Uwv berust op een juiste medische grondslag. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de belastbaarheid van de appellante. De Raad heeft ook aangegeven dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet voldoende was om aan te tonen dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten.