ECLI:NL:CRVB:2018:3055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 5 november 2012 ziek meldde als heftruckchauffeur vanwege psychische klachten, had in 2014 een medische beoordeling ondergaan. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant beperkingen had, maar dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Het Uwv weigerde vervolgens de WIA-uitkering per 3 november 2014.
Appellant ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Holland bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. In hoger beroep stelde appellant dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met medische verklaringen van zijn behandelaars. De Raad beoordeelde of het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en of de vastgestelde beperkingen juist waren. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in hoger beroep de motivering van het besluit had verbeterd zonder dat dit nadelige gevolgen had voor appellant. De proceskosten werden toegewezen aan appellant, en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechter in het toetsen van deze beoordelingen.